Meer steun in Nederland voor boerenprotesten dan voor klimaatacties. Waarom eigenlijk?
Jongeren en theoretisch opgeleiden sympathiseren meer met klimaatactivisten dan met boeren maar voor de rest van Nederland geldt dan niet. Verrassend is dat volgens deskundigen niet “boeren zijn mensen die nu in de knel zitten, het klimaatprobleem is abstracter”.
Uit: Trouw, 22 februari 2024
Deze inleiding van een recent krantenartikel in Trouw over steun voor boerenprotesten en klimaatacties stemt mij droevig. Mensen die steun verlenen aan boeren worden neergezet als ‘minder hoog opgeleid’ en daardoor ‘minder in staat om het klimaatprobleem te begrijpen’. Maar wel meer ‘begaan met mensen die in de knel zitten’ dan jongeren en theoretici. Zijn deze jongeren en theoretici minder empathisch? Wellicht door hun ‘hoge opleiding’? Kortom, er gaat een wereld aan negatieve oordelen schuil achter deze vluchtige schets van de klimaatdiscussie. Oordelen die ook ons – als veterinaire professionals – tegenover elkaar zetten.
Als dierenartsen zijn we namelijk zowel ‘hoog opgeleid’ én begaan met mens en dier. Sommige collega’s zouden het liefst zelf meerijden op de trekkers, anderen sympathiseren juist met de bezetters van de A12. Ik kan goed meevoelen met al deze collega’s, want zij maken zich druk over belangrijke onderwerpen: de toekomst van de dieren in de veehouderij en de natuurlijke grenzen waaraan wij als samenleving van mens en dier gebonden zijn. Maar de heftige beelden van de boerenprotesten enerzijds en de bezettingen van de A12 anderzijds, raken mij ook in het paarse hart. Als wij moeten kiezen voor het één of het ander, verliezen wij elkaar, de dieren én de natuur. Voor hen die geloven in one health een donker scenario. Ik citeer in dit verband Marian Slob, Denker des Vaderlands en lid van de Raad voor Dierenaangelegenheden:
‘Ik voel echt angst voor dat totalitaire denken. Ik word er benauwd van. Een gevoel van claustrofobie. Het tegenovergestelde van ruimte. Ik vind het verstikkend, dat luchtdichte denken waarin geen verandering mogelijk is, waarin geen beweging mogelijk is, waarin de waarheid al gevonden is. Ieder mens heeft het recht om steeds opnieuw uit te vinden hoe een goed en mooi leven voor hem of haar eruitziet.
In de media horen wij vooral uitgesproken meningen van groepen mensen die bang zijn dat het ‘de verkeerde kant op gaat’ – in beide richtingen. Ik vind dat we ons als professionals die werken met dieren, meer moeten verdiepen in ‘de goede kant’ en weg moeten blijven van de uitersten. Er is ook zoiets als een gulden middenweg. Ik vind daarvoor de inspiratie bij Johan Remkes, die in zijn rapport ‘Wat kan wel – uit de impasse en een aanzet voor perspectief’ pleit voor een herstel van vertrouwen. Voor het verkennen van de ruimte die er wél is, moeten wij In Elk Geval Onderling een milde, uitnodigende toon aanslaan. Als wij het hebben over onze precaire relatie met de natuur, moeten we niet meehuilen met de wolven, maar samen naar begaanbare paden zoeken.
Ik zou binnen onze veterinaire gemeenschap die moedige, zoekende stemmen willen horen van collega’s die op verbinding uit zijn. Over de dingen die wij van waarde achten, zoals een gezond en dierwaardig leven, of dat nu in de stad is of op het platteland. Waarbij we ook stilstaan bij de maatschappelijke prijs die wordt betaald voor diergeneeskundige zorg. Zou je daarbij alleen naar duurzaamheid kijken, dan zou je je verre houden van milieubelastende diagnostiek en therapieën. Maar we moeten ook de belangen van het dier zelf en de soms grenzeloze liefde van zijn eigenaar in de afweging betrekken. En in het geval van dieren die tot voedsel dienen, de belangen van de veehouder en onze eigen gezondheid. Diergezondheidszorg plaatst ons steeds weer voor complexe dilemma’s. Laten wij niet naar elkaar schreeuwen vanaf de overkant, maar elkaar bewust opzoeken voor een goed gesprek. Met ons paarse perspectief – met het oog op het dier – kunnen we een unieke bijdrage leveren aan het heil van mens en dier.