Tekst: Sophie Deleu, voorzitter

Paars hartinfarct: dierenartsen doodmoe en chagrijnig

Wat nou file!! Ik tel tot drie en dan gaan we allemaal 120 rijden! Hiermee zou ik de goedbedoelde adviezen willen vergelijken die wij vaak krijgen als het gaat om de verbetering van het mentaal welzijn van dierenartsen. De één denkt nog beter te weten dan de ander waar het aan ligt dat veel collega’s uitvallen. Er wordt gewezen naar de jonge dierenartsen – die zouden verkeerde verwachtingen hebben – naar de oude dierenartsen – die zouden vasthouden aan ouderwetse, simplistische werkopvattingen – naar de faculteit Diergeneeskunde – die zou andere dierenartsen moeten afleveren – en uiteraard naar de KNMvD om alle voertuigen op de weg te houden.  

Was het maar zo simpel! We hebben helaas niet te maken met een file, maar met een ernstig paars hartinfarct.  

Duurzame inzetbaarheid 

De KNMvD heeft duurzame inzetbaarheid van dierenartsen hoge prioriteit gegeven in het meerjarig strategisch beleidsplan dat nog loopt tot 2025. Duurzame inzetbaarheid betekent kort gezegd: fijn werken vanaf je afstuderen tot aan je pensioen (om er daarna ook van te kunnen genieten). Er bereikten ons al tijdenlang signalen dat het niet goed gesteld was met de inzetbaarheid van dierenartsen. Maar we konden er niet goed de vinger achter krijgen wat er precies aan de hand was. Daarom hebben we in het kader van het programma Vet in Balans een monitor mentaal welzijn opgezet. In juni 2024 hebben we een grote nulmeting laten uitvoeren door onderzoeksbureau SKB, die zal worden gevolgd door periodieke peilingen. Aan de nulmeting hebben veel dierenartsen meegedaan: 1161 van de 4000 die zijn aangeschreven.  

 Collectief in de gevarenzone 

De resultaten zijn helaas schokkend en bevestigen eerder onderzoek. Het is droevig gesteld met ons mentaal welzijn in alle takken van sport die de diergeneeskunde rijk is. Zowel binnen als buiten de praktijk bevinden we ons collectief in de gevarenzone als het gaat om herstel en afstand nemen van het werk. Werk- en rusttijden worden niet in acht genomen. De relatie met leidinggevenden en collega’s is niet goed. De gevolgen voor de inzetbaarheid, stress en plezier in het werk zijn desastreus: veel uitval en verminderd functioneren. We zien deze problemen bij alle categorieën dierenartsen, maar jonge dierenartsen in loondienst, werkzaam in de gezelschapsdierenpraktijk, scoren het slechtste. Zij hebben te maken met een stapeling van risico’s. We hoeven niet uit te spinnen dat dit veelal jonge vrouwen treft, die geen tijd en energie meer over hebben voor hun privéleven, waarin ze ook nog andere verantwoordelijkheden dragen.  

Doodmoe en chagrijnig 

Werkelijk hartverscheurend zijn de rode tot dieprode scores op het gebied van sociale veiligheid en ongewenst gedrag, zowel binnen als buiten de praktijk. Intern ongewenst gedrag – lees het goed: intimidatie, pesterijen en discriminatie – is schering en inslag. Het is diep droevig om dit zwart op wit te zien. Verdere diagnostiek is overbodig: onze beroepsgroep kampt met een zwaar paars hartinfarct! En net als bij een verkeersinfarct, zijn ook de alternatieve routes volgelopen. Wij schieten over de hele linie ernstig tekort in zelfzorg en collegialiteit, terwijl het beroep in mentaal opzicht veel van ons vraagt. We hebben allemaal te maken met verbale agressie van klanten en steunen elkaar niet om hiervan te herstellen. De benodigde aandacht voor elkaar kunnen we namelijk niet meer opbrengen. Wij zijn doodmoe en chagrijnig. Je kunt erop wachten dat wij tekort gaan schieten in de diergeneeskundige zorg.  

Kloppend hart 

Er zijn enkele lichtpuntjes. Dierenartsen leren graag actief bij en zien daar ook mogelijkheden toe. Dit draagt bij aan onze bevlogenheid, die gemiddeld genomen ondanks alles goed is. De organisatie van het werk in de praktijk wordt positief beoordeeld, evenals duidelijkheid in de werkzaamheden. Ons paarse hart klopt dus nog zachtjes. Laten wij het koesteren met collegialiteit. We kunnen niet allemaal tegelijk 120 gaan rijden zoals in een file, maar wij kunnen wel ritsen. Elkaar voorrang geven. De lichtpuntjes geven weliswaar broodnodige hoop, maar we moeten onszelf geen zand in de ogen strooien met oppervlakkige, positieve interventies. Dat kan averechts uitpakken. Wij staan namelijk heel ver af van wat volstrekt normaal zou moeten zijn. Laten wij ongewenst gedrag niet langer accepteren van elkaar. En laat ik daarbij beginnen bij mezelf als voorzitter van de KNMvD. Ik heb ook te lang de gillende sirenes afgedaan als ‘piepjes’. Dat is nu afgelopen.  

 Het begint met een luisterend oor als je het moeilijk hebt. Bel me gerust: Sophie Deleu (06) 22 43 57 93. Naast mijzelf staan er meer collega’s voor je klaar. Ook het bureau van de KNMvD is bereikbaar voor raad en daad bij klachten en dilemma’s: (030) 63 48 900. 

Advertentie

Om te kunnen reageren op een bericht dient u ingelogd te zijn.


Inloggen