Tekst: Sophie de Leu, dierenarts
Op zelfdoding rust een taboe, terwijl het uitoefenen van de veterinaire professie het relatieve risico met ongeveer een factor vier doet toenemen. In een Canadees onderzoek onder dierenartsen had een vijfde van de respondenten serieus nagedacht over suïcide en een tiende had al eens een poging ondernomen. Ook Amerikaans onderzoek bevestigt dat artsen en veterinairen een hoger risico lopen.
Of deze getallen representatief zijn voor de Nederlandse situatie, weten we niet. In Nederland worden suïcidedata niet gedocumenteerd. Maar ook 113 bevestigt dat de medische beroepsbeoefenaren een groter risico lopen. Alles bijeengenomen is dat reden genoeg om werk te maken van preventie.
Praten over zelfdoding is eng; je weet niet of je er goed aan doet. Er doet een aantal fabels de ronde, wat het niet gemakkelijk maakt. Een paar voorbeelden:
Zoals gezegd lopen veterinaire professionals relatief een groter risico op zelfdoding. Algemene risicofactoren zijn: persoonlijkheid, depressie, verslaving, erfelijke factoren en verlieservaringen, zoals ontslag, faillissement, schulden, ziekte en het verlies van een dierbare. Specifieke risicofactoren voor de veterinaire professional zijn persoonlijkheid, een gebrek aan sociale vaardigheden en veerkracht om te kunnen omgaan met stress, professionele eenzaamheid, hoge werkstress (emotionele uitputting), een rationele attitude met betrekking tot doden en euthanaseren, kennis van en toegang tot lethale middelen, moeite met hulp vragen bij mentale problemen en ‘besmettelijkheid van zelfdoding’. Naarmate er meer mensen in de omgeving suïcide hebben gepleegd, wordt het risico groter.
De risicofactor ‘persoonlijkheid’ komt voor in zowel het rijtje algemene als het rijtje specifieke riscofactoren. Veel dierenartsen zijn zogenaamde ‘high achievers’: iemand die bewust of onbewust aanzet tot het leveren van betere prestaties. Het is een kwaliteit, maar het leveren van topprestaties gaat vaak gepaard met perfectionisme en sociaal isolement. Veterinaire professionals zijn bovendien ‘helpers’ die zichzelf niet toestaan hulp te vragen bij mentale problemen.
Zoals gezegd geeft iemand die denkt aan suïcide meestal alarmsignalen af. Depressie is een duidelijke, evenals het praten over zelfdoding. Veelzeggend is blijk geven van hopeloosheid in termen als “ik zie het niet meer zitten” of “ik ben iedereen tot last”. Minder duidelijk is ‘veranderd gedrag’. Denk hierbij aan méér of juist minder drinken of drugs gebruiken, overdreven afscheid nemen van vrienden of familieleden, waardevolle spullen weggeven en veranderingen in het eet- en slaappatroon. Soms lijkt het onverwacht goed te gaan met iemand. Dat kan erop duiden dat het besluit al vaststaat en het plan klaarligt. Al deze signalen kunnen uiteraard ook anders worden geduid, daarom is het zo belangrijk er expliciet naar te vragen. Je weet immers niet wat er allemaal speelt bij iemand.
Gelukkig zijn er ook beschermende factoren. Een sociaal vangnet verlaagt het risico substantieel. Zwangerschap en moederschap helpen ook (maternale band), evenals de verantwoordelijkheid voor een gezin en familie. Beschermend zijn ook bestaanszekerheid en een stabiele thuissituatie. Verder zijn ‘hulp kunnen vragen’ en goede interventies van belang (diagnose en behandeling van mentale problemen). En tot slot helpt het als de persoon ‘at risk’ de suïcidale gedachten zelf serieus neemt en er niet eenzaam mee blijft rondlopen. Erover praten schept ruimte voor andere oplossingen voor de problemen waar iemand mee worstelt.
Aangezien suïcide meestal te wijten is aan een stapeling van factoren, is preventie geen kwestie van ‘een knop omzetten’. De werkomgeving kan worden geoptimaliseerd, maar persoonlijke factoren zijn lastiger te veranderen. Toch kan preventie het verschil maken. Suïcidale gedachten zijn heel vaak van tijdelijke aard, gekoppeld aan een moeilijke periode in iemands leven. De vraag stellen “denk je wel eens aan zelfdoding?” kan werkelijk levensreddend zijn. Dat moeten we allemaal écht doen, als we merken dat een collega het lastig heeft.
Als je het moeilijk vindt ernaar te vragen, biedt 113 hulp. Op de website vind je een gratis online training die je in een uur kunt doen. Het helpt je om de vraag te stellen, dóór te vragen en samen hulp te zoeken. Als je na het volgen van de onlinetraining naar verdieping zoekt, kun je ook samen met een paar collega’s een ‘gatekeeper’-training volgen. ‘Gatekeepers’ weten de ernst van de situatie in te schatten en kunnen steun bieden bij het vinden van passende hulp. In veel gevallen is dat de huisarts, maar 113 is ook bereikbaar voor overleg.
Loop jij rond met gedachten aan zelfdoding? Praten helpt! Praten over zelfdoding kan anoniem: chat via www.113.nl, bel 113 of bel gratis (0800) 01 13. Of praat erover met een vriend of collega, dan kun je samen hulp zoeken. Blijf er niet in je eentje mee tobben.
Is het wat minder acuut, maar voel je je in het werk regelmatig eenzaam of uitgeblust? Of heb je een gelaten gevoel bij het doden van dieren? Ga ook dan een gesprek aan met een collega. De veterinaire gemeenschap is bezig met de vorming van een netwerk van ‘Gatekeepers’, leden en niet-leden van de KNMvD, dierenartsen en paraveterinairen. Hieronder de namen en telefoonnummers van collega’s waar je sowieso terecht kunt voor een gesprek. Maar er zijn er meer! Als je ook ‘Gatekeeper’ bent, voel je dan uitgenodigd om deel te nemen aan het netwerk. Zo hopen we overal in Nederland collegiale steun te kunnen bieden tegen eenzaamheid en radeloosheid in de veterinaire professie. Niemand hoeft er alleen voor te staan.
Let op: ‘Gatekeepers’ zijn geen hulpverleners en ook niet 24/7 bereikbaar. Met concrete gedachten aan zelfdoding kun je het beste 113 bellen.