Tijd is kostbaar

Producten van dierlijke oorsprong die langer hebben gerijpt, zijn duurder dan verse. Denk aan dry aged rundvlees, oude kaas en droge worst. Of aan Blue Stilton waar drie weken lang een fles port in heeft gehangen. Je zou kunnen zeggen: tijd voegt waarde toe aan het product. Soms heeft ook een bepaald seizoen zijn waarde, zoals bij lamsvlees (lente) of pata negra, waarvoor de varkens eikels moeten kunnen eten (herfst). Maar gek genoeg is er geen lineair verband tussen tijd en geld. In de diepvries staat de tijd stil. En verse producten kunnen niet snel genoeg in de schappen liggen. Een kip die langer heeft geleefd, brengt eerder minder op dan één die met grote spoed is grootgebracht.

"Kunnen we niet óók wat extra tijd geven aan het dier, terwijl het nog leeft?" - .

Ik moest aan dit grillige principe van ‘tijd is geld’ denken naar aanleiding van het stuk in Trouw, dat ik samen met hoogleraren Arjan Stegeman en Merel Langelaar heb ingezonden. Het gaat over het belang van het convenant dierwaardigheid, dat buiten beschouwing was gelaten bij de onderhandelingen over het landbouwakkoord. Ons stuk werd midden in komkommertijd gepubliceerd (wat op zichzelf veelzeggend is). We bepleiten dat dierbelangen moeten worden meegewogen bij het maken van afspraken over de toekomst van de landbouw. We zijn onder meer van mening dat ‘tijd en ruimte’ belangrijke ingrediënten zijn voor preventieve diergezondheidszorg, inclusief zorg voor dierenwelzijn. Als je deze aspecten ‘voor de eenvoud’ buiten beschouwing laat in de discussie over milieu en duurzaamheid, steven je af op verdergaande efficiëntie, versnelling en schaalvergroting. Sommigen vragen aan mij of dat zo erg is… laat ik voor mezelf spreken: dat vind ik wel! Vee wordt daarmee verbannen naar afgelegen industrieterreinen, boerderijen worden fabrieken. We spreken dan over een beperkt aantal hyper efficiënte, afgesloten bedrijven met grote aantallen dieren. Weg koe uit het Nederlandse landschap. Weg familiebedrijven, waar de kennis en kunde over de zorg voor de dieren, het land en de natuur met de paplepel worden ingegoten. Nóg verder weg idee waar vlees, eieren en kaas vandaan komen. En weg dierenartsen uit de samenleving.

Als ik de visie naar voren breng dat wij de belangen van het dier centraal zouden moeten stellen, wordt mij weleens naïviteit verweten. Ik zou niet hebben begrepen dat een veehouderij waarbij dieren tijd en ruimte krijgen om te groeien en te bloeien, niet rendabel is. Wat is het verdienmodel? werpt men mij bozig voor de voeten. Alsof hoogwaardige, state-of-the-art zorg voor gezondheid en welzijn tegenóver verdiensten staan. Terwijl ik mensen rustig tientallen euro’s extra zie neertellen voor een stuk vlees dat een paar weken in een omhooggevallen koelkast gehangen heeft. Kunnen we dan niet óók wat extra tijd geven aan het dier, terwijl het nog leeft? Zodat ook veehouders een goede boterham kunnen verdienen? Misschien met behulp van een bepaald convenant? En nu we er toch over nadenken: kunnen wij onze veterinaire tijd niet wat duurder verkopen? Als we gezamenlijk de lat wat hoger leggen op het gebied preventie, uit oogpunt van diergezondheid en -welzijn, zou ‘tijd van de dierenarts’ gezien kunnen worden als een investering in kwaliteit, in plaats van een kostenpost. Wellicht kunnen we dan op een verjaardag vol trots vertellen dat we in de veehouderij werken. Dat we met plezier onze kostbare tijd aan dieren schenken. Omdat dieren in Nederland de moeite waard gevonden worden.

Advertentie

Om te kunnen reageren op een bericht dient u ingelogd te zijn.


Inloggen